Opa vertelt Louis over de stadswijken van Maastricht



Armoede de stad uit (Stokstraat, Boschpoort, Ravelijn)

 

 

Stokstraat

Louis vond het heerlijk om met Opa te wandelen. Opa kon altijd zoveel vertellen wat er te zien was. Nouja, zien kon Louis zelf wel, maar die verhalen erachter. Die kon je niet zien, die kon je alleen maar beleven als Opa het vertelde. Zo liepen Louis en Opa door de stad, door de "sjieke" Stokstraat om precies te zijn. 'Wie is dat beeld,' vroeg Louis toen ze bijna aan het einde waren. Links, op een muurtje zat een bronzen jongen, met een hondje naast zich die iets aanbood. 'Dat is "Pieke oet de Stokstraot"' begon Opa. 'Schrijver Bčr Hollewijn schreef enkele boekjes over het leven hier in de Stokstraat vanuit de persoon Pieke. In de jaren vijftig woonde hier complete gezinnen op kamers, soms vijf gezinnen per huis. Groot deel van het leven speelden zich dan ook af op straat en…  in het café. Er was veel armoede en alles wat daar bij kwam kijken. Menigeen die er niet thuis hoorden waagden het er niet te komen. De melkventer was er welkom en hoefde ook niet te vrezen dat er maar iemand aan zijn kar kwam als hij even niet keek. Achterstandswijken, ontoelaatbaar, onmaatschappelijk, asociaal noemde de mensen buiten deze straat het. Toch was dit ook de buurt waar iedereen elkaar hielp. Een ander probleem was de toestand van de huizen. Krotten waren het. Dit kon niet langer werd er gezegd. Er waren meerdere van dit soort plekken in Maastricht. Een van de mogelijkheden die men zag om het op te lossen was het bouwen van woonwijk De Ravelijn. Het was geen normale woonwijk maar een woonschool. In nieuwe nette woningen leerde de mensen wonen zoals de gegoede burgers dat deden.' 'Bestaat dat nog, de Ravelijn' vroeg Louis. 'De woonschool bestaat niet meer, het is nu een kleine woonwijk' antwoordde Opa. 'Wil je het eens zien?' vroeg hij. 'Zijn dat die huizen die je ziet liggen als je vanaf Fort Willem komt,' vroeg Louis.'Ja,' zei Opa. Dat wilde Louis wel eens van kortbij zien.


Boschpoort

Samen liepen ze naar de parkeergarage bij de Onze Lieve Vrouwewal waar ze plaatsnamen in de auto van Opa. Met het raampje open, want dat klonk zo ruig in een ondergrondse parkeergarage, reden ze naar buiten. Buiten rechts en links de tunnel in. Dat klonk ook weer goed. Opa hield goed de vaart in de auto en eenmaal buiten de tunnel ging het raampje dicht. Immers, een stukje verder moest je stil staan bij twee verkeerslichten en zou alleen stinkende walm de auto binnenkomen. Het werd groen bij het eerste verkeerslicht. Ze reden de tunnel in en even later weer uit. De weg draaide naar links en kwamen wederom bij verkeerlichten die op groen licht gaven. Hier ging Opa rechts de Boschstraat in.  Een stukje verder bij de Noorderbrug was het weer rood. Opa wachtte even geduldig en maakte weer flink vaart met de auto toen op op groen sprong. Ze reden rechtdoor, over het spoor. Louis vroeg: 'in welke wijk we nu beland?'  'Boschpoort' riep Opa en de richtingaanwijzer ging prompt naar rechts. Een richting die de auto volgde. Ze reden in een straat met knusse huisjes.

'Kijk,' begon Opa ongevraagd. 'Dit noemen ze arbeiderswoningen. Woningen die gebouwd werden om arbeiders uit de nabij gelegen fabriek te laten wonen. Arbeiders dachten nog niet aan auto’s om 20 kilometer verder te gaan werken. Deze 130 huisjes uit 1936 zijn getekend door architect Alphons Boosten volgens de Amsterdamse schoolstijl.' 'Aha, nuttige informatie die een jongen van mijn leeftijd boeit' riep Louis. Inhoudelijk was die reactie te begrijpen, maar hij zei het met zo’n overtuiging dat je het bijna ging geloven. En Opa had iets van: wat ik weet krijg ie te horen. 'Weet je dat het moeilijk was om goede fundamenten voor de huizen te bouwen?' 'Ik wist nog niet eens dat hier huizen stonden' lachte Louis. 'Maar met de werkverschaffing, mensen voor hun uitkering laten werken, kon 80 procent bespaard worden. En dat was weer gunstig voor de huur die ze betaalden.' Louis vond de huisjes dan wel grappig maar toch ook wel een beetje donker, grauw. Het was alsof Opa begreep wat Louis dacht, want Opa zei: 'De schoonheidscommissie wilden ze oorspronkelijk wit geverfd hebben maar de architect heeft dit verhinderd. In een wijk tussen de fabrieken met veel stof zou het wit snel smerig worden en kon je het beter de kleur van baksteen laten. En om het een beetje glimmend te krijgen hebben ze er aan  koperen vensterbanken aangebracht, maar die moeten dan wel geboend worden.' Langzaam ging de auto verder, eerst naar links en rechtdoor tot een brugje over een kanaal, het Voedingskanaal. Opa stopte de auto en Louis kronkelde zijn lichaam zodat zijn hoofd gericht was op de kerk, linksachter.

'Tjeemie wat een grote kerk hier' zei hij. 'Een kunstwerkje in vrije art decostijl van architect Kayzer met veel sierlijke metselverbanden uit 1925 die, net als de oude basisschool uit 1927 aan de overkant tegenwoordig een Rijksmonument is.' Louis kronkelde terug op zijn plaats. Het was alsof Opa een muntje ingeworpen kreeg en begon weer onverstoorbaar te vertellen. 'In 1921 streken Pastoor Lenders hier neer en even later in het jaar kwam Kapelaan Moormans erbij om hier de Sint Hubertusparochie te stichten. Op dat moment waren er enkele woningen langs de Boscherweg en een klein wijkje krotwoningen. De woning van de pastoor stond naast de te bouwen kerk en was een oud café geweest voor scheepsbevrachters. De kapelaan kreeg laten een eigen woning. Een oude fabriekshal aan de overkant van het kanaal, de Zuid-Willemsvaart,  kon gebruikt worden als noodkerk. Om deze kerk te bouwen heeft heel wat slapeloze nachten gekost. Brieven durfde de pastoor niet open te maken, bang dat er weer rekening of herinneringen bij zaten. De collecte werd opgehaald met een soepbord. Geld voor een mandje had men niet. Menigmaal was kapelaan Moorman in toog of overall op de steigers om mee te metselen. Uiteindelijk is het dan toch gelukt met het kerkgebouw. Met de nieuwe woningen in 1960 aan de overkant van het Voedingskanaal werd het inwonersaantal verdubbeld. Ook kwamen er twee grote flats. En een jaar of tien geleden zijn er weer woningen bij gekomen. De auto werd in beweging gezet, ging over het brugje en reed langzaam naar links.

'Dit Voedingskanaal aan de linkerkant is een verbinding tussen de Maas en Zuid-Willemsvaart en stamt uit 1864' ging Opa verder. Hier is ook de "Hollandse Hoek" geweest. Een klein dorpje sinds 1823 waar de kanaalgravers woonde die aan de Zuid-Willemvaart hadden gewerkt. Het waren de krotwoningen die in het begin bij de parochie hoorde. In 1965 is het helemaal verdwenen.' Bij de Boscherweg naar links. 'Rechts heb je een stukje verder een sluis van 136 meter uit 1934 die de Maas en de Zuid Willemsvaart met elkaar verbinden, en is de eerste sluis in Nederland met een hefpoort. En nu naar de Ravelijn.' Opa, trok op om met de snelheid van het verkeer mee te gaan. Links kon de kerk aan de voorkant bekeken worden en de pastorij en er waren enkele oudere woningen uit het begin te zien en rechts zag je in de diepte de Zuid-Willemsvaart. Ondertussen maakte de auto een scherpe bocht naar rechts en reed over hobbelige keien naar beneden waar de weg links over een ophaalbrug verder ging.

'Dit kanaal is opgenomen in de oude vestingwerken van de stad. Als je hier eens gaat wandelen kun je delen van die oude vestingwerken terug zien. Nu ligt het er verlaten bij en is het een woest gebied, maar daarom niet minder interessant. Beneden heb je Sluis 19 die onlangs opgeknapt is zodat je door kunt varen naar het Bassin. Een sluis die vroeger een stuk verder lag. Bij het Bassin is Sluis 20. Dit kanaal van Den Bosch naar hier in Maastrichtt heeft een hoogteverschil van 40 meter. Er zijn dus  20 sluizen die gemiddeld 2 meter schudden. Tegen de dijk aan staan nog steeds de huisjes van de sluismeester en brugwachter. Boven het tunneltje,' ze waren net de brug over, ' heb of had je een spoorlijntje dat over de spoorbrug van de Maas gaat en via  hier via Lanaken naar Hasselt ging. Hier is ook een een station geweest dat wegens een gebrek aan rendament na vijf jaar weer verdween.' Ze reden over het industrieterrein Bosserveld. Aan beiden zijden stonden oudere fabrieksgebouwen. De ene groot het andere weer klein. 'Het gebied rechts wordt Belvedere genoemd en daar komt in de toekomst een grote nieuwe mooie wijk die het aanzien hier drastisch duurder zal maken.' Inmiddels waren ze bij een verkeerslicht aangekomen dat op rood stond. De kruising Fort Willemweg en Cabergerweg.


Ravelijn

Opa had er zin in en vertelde door. 'Links voor je, waar nu meubelboulevard René Pans is heeft vroeger een groenteveiling gestaan en hier is ook de Tregabron geweest. Maastrichts warm mineraalwater werd daar opgepompt. In het begin van de vorige eeuw had men hier plannen om een kuuroord te maken, maar de belangstelling voor oorden in de regio nam af. De waterbron kon nog wel gebruikt worden als tafelwater. Enkele jaren is dit nog verkocht, maar commercieel was het niet meer interessant. Eind 1960 is de bron afgedicht.' 'Groen' riep Louis en Opa trok op en stak de Cabergerweg over. Louis begon de omgeving al te herkennen. Rechts is Fort Willem en dan heb je recht voor je die woonschool dacht hij. 'Maar Opa, dat zijn toch gewoon huizen,.' vroeg Louis. 'Dat is zo' zei Opa 'maar die school betekende een intensieve begeleiding van de mensen die er woonden, niet een meester die voor de klas stond en de regeltjes dicteerden.' Ondertussen stuurde Opa een paar keer, links en 100 meter verder weer links en kwam zo uit op het centrale plein, het Mariabastion, om daar de auto stil even te parkeren en zette de motor uit. Die gaat weer beginnen, dacht Louis. Opa haalde diep adem en begon inderdaad.

'Zo na de oorlog ging het met de huisvesting niet al te best in Maastricht. Mensen die niet veel geld te besteden hadden kwamen al snel uit in kleine woningen, kamers vaak. Hele gezinnen woonde soms op een of twee kamers. Niet alleen in de Stokstraat, ook in Wijck, Boschstraatkwartier en nog enkele plaatsen. Mensen gingen zich ook anders gedragen, minder sociaal. Een situatie waar men niet gelukkig mee was. In 1949 kwam de gemeente met het plan om van de Stokstraat weer een "sjieke" buurt  te maken zoals dat vroeger ook het geval was. De krotten die er op dat moment bewoond werden moesten verlaten worden om dit plan te doen slagen. In 1950 werd een commissie opgericht, de "Commissie Onderzoek naar de Asocialiteit in Maastricht." De conclusie was dat de krotwijken moesten verdwijnen waarbij voorkomen moest worden dat de mensen met, let op: "onvoldoende woonbeschaving, de andere mensen die wel woonbeschaving hebben, kunnen beďnvloeden." Zo werden op verschillende plekken in Maastricht woonscholen gesticht. Bijvoorbeeld in de nieuwbouwwijken Caberg, Pottenberg, Malpertuis kwamen speciale woningen waar men onder toezicht kon wonen. De Ravelijn hier is zo speciaal omdat deze helemaal afgezonderd ligt van andere bewoning terwijl de anderen veel centraler waren. Toch was ook een van de voorwaarden geweest dat de nabij gelegen buurt een sterk karakter moest hebben. Zo werd er een plek afgewezen omdat er teveel PvdAers woonden. Het waren dan wel geen "onmaatschappelijken," maar toch. Er was een plek gevonden en er kon gebouwd worden.'

'Er kwamen 4 typen woningen. A, B, C en D. A was voor de mensen met de hoogste beschaving. Dit waren 23 woningen met een aparte keuken. 63 waren van het type B/C en hadden een woonkeuken. De gedachten hierachter was dat men er van uit ging dat men in een nette ruimte wilde wonen en daarmee de huisvrouwen zouden stimuleren om de keuken netjes te houden. Zou men netjes leven in een van deze typen woningen kon men promotie maken door naar woningen van het type A door te schuiven. Dit waren woningen aan de rand van dit wooncomplex, korter bij de beschaving.' 'Opa,' onderbrak Louis,'ik snap er geen snars van. Beschaving,  onmaatschappelijken, krotten, PvdAers, huisvrouwen.' 'Dat is niet netjes' antwoordde Opa op hoog Hollandse toon. 'Opa onderbreken, foei!' Opa ging verder met een begrijpelijk berimpelde gezichtsuitdrukking.'Je hebt gelijk, ik spreek hier over de beschaafde jaren 50 waar jij natuurlijk geen oude kaas van gegeten hebt. Maar laat me even, anders kom je er nooit achter.' 'Okee' klonk er vanonder een baseballpet en Opa mocht zijn verhaal vervolgen.

'Type D was voor de grote gezinnen. Voortuinen waren er bewust niet. Die zouden toch niet onderhouden worden en dat zou dan weer onverzorgd uitzien. Gemiddeld kosten deze huizen  5.700 Euro en de huur die het moest opbrengen  was 3, 4 euro per maand en werd aan de deur opgehaald. Het Wijkcentrum hier op het plein kreeg de naam "De Goede Herder". Dit was de centrale plek voor de hulpverleners in de wijk. Met peuterspeelzaal, kleuterklassen, bibliotheek, toneelzaal en er was een leskeuken waar vrouwen konden leren koken. Verder had je er een kapel en kantoren en een clubruimte. Aan de gevel van het gebouw was een grote afbeelding gemaakt van "de goede herder." Dit hangt er nog steeds.'

'In augustus 1955 kwamen de eerste bewoners en in april 1956 waren alle woningen bewoond. Uit verschillende delen van de stad waren er mensen voorgedragen en konden, als ze voldoende asociaal waren,  uit vrije wil komen wonen. Dat er een heel hulpverleningsprogramma aan vastgekoppeld zat nam men maar op de koop toe. Voor de nieuwkomers werden plannen bedacht om van eventuele schulden verlost te worden en waren er regelingen om aan meubilair te komen. In de oude krotwoningen kent men immers maar weinig meubilair. Het was allemaal zo mooi bedacht. De praktijk was anders.'

'Meubels werden verkocht, die was men toch niet gewend. Een van de hulpverleners vroeg waar de WC-bril was gebleven en kreeg als antwoord dat die nu in gebruik was als fotolijst in de kamer. Op de vraag van een hulpverlener of men bestek had kwam als antwoord dat ze in Afrika ook zonder bestek eten. In korte tijd steeg het bewonersaantal van 575 in 1956 tot 712 in 1963. Dat betekende gemiddeld 7 personen in zo'n klein huisje. Schuurtjes werden dan ook gebruikt als extra slaapkamer. Van de bedoelde doorstroming kwam ook al weinig  terecht. Ja, de hulpverleners, die stroomden wel goed door.' De oogjes van Louis werden kleiner. Opa ging afronden.

'Er is heel veel inspanning verricht om het tot een succes te maken. Plannen werden bijgesteld om het contact tussen hulpverlener en bewoners niet kwijt te raken. Er werden in het wijkcentrum allerlei activiteiten georganiseerd. Het mocht allemaal niet baten en het begon er dan ook somber voor de Ravelijn uit te zien. De staat van de huizen ging ook achteruit. Goed onderhouden werden ze niet en als er al iets was van onderhoud volgde er een forse huurverhoging. Er broeide ontevredenheid. In 1980 kwam er een overleg tussen de gemeente en de bewoners. Liefst had men het gehele complex met de grond gelijk gemaakt, maar er kwam verzet vanuit de wijk. Een deel wilde de wijk verlaten en een deel wilde blijven. In 1982 is het project officieel gestopt. Uiteindelijk is een groot deel vertrokken. Studenten en kunstenaars kwamen er voor in de plaats. Servatius, de bouwvereniging, heeft het geheel nog eens opgeknapt en het kan er weer even tegen aan.' Louis kon het niet meer aan. Vroeg niets meer en Opa moest bijna de conclusie trekken dat het bezoek aan de Ravelijn tot een mislukking was gekomen. Gelukkig had Opa wel weer zin gekregen om te vertellen en Louis, ach, die krabbelt vast wel weer eens op.

 

Rebo©2004

BRONNEN

Boeken: Bosscherveld en Belvedere, SWIAM, 2003; De geschiedenis van de Zuid-Willemsvaart, Cees Verhagen, 2000; Kerken van Maastricht, Lambertusparochie, 1979; Maastricht silhouet, de geusselt 43,  1987; Maastricht silhouet, de ravelijn 55, 1999; Loop naar de pomp, historische reeks, 1988; Jaarboek Maastricht, gemeente maastricht, 1960; Jaarboek Maastricht, gemeente maastricht, 1961. Tijdschriften: De Maasgouw 133, 1994; Historisch-Geografisch Tijdschrift nr 20, 2004. WWW: www.mvv.nl, 2005



 

Klik hier om terug te keren naar 'Opa vertelt'